Volgens de cijfers is het aandeel van de ACS-landen in de markt van de Unie gedaald van 6,7 procent in 1976 naar 3 procent in 1998, en terwijl de koopkracht van een Europeaan gemiddeld met 2,3 procent per jaar steeg, steeg die van een inwoner van een Afrikaans ACS-land – ik durf het bijna niet te zeggen – slechts met 0,6 procent.
Dans les chiffres, la part des ACP dans le marché de l’Union est passée de 6,7 % en 1976 à 3 % en 1998, et pendant que le PIB d’un Européen augmentait de 2,3 % par an en moyenne, celui d’un Africain d’un pays ACP, si j’ose dire, n’augmentait que de 0,6 %.