Art. 6. Het agentschap stelt vast of de budgethouder op 31 maart 2016 het persoonlijke-assistentiebudget inzet voor de combinatie van het persoonlijke-assistentiebudget met ondersteuning, verleend door een FAM op de wijze, vermeld in artikel 10, § 4, vierde lid, van het besluit van 15 december 2000, of op basis van een overeenkomst, waarbij wordt voorzien in zijn persoonlijke assistentie, met een voorziening die erkend is door het agentschap als vermeld in artikel 12, eerste lid, 2°, van het voormelde besluit, en stelt vast welk deel van het persoonlijke-assistentiebudget op de voormelde wijzen wordt ingezet.
Art. 6. L'agence établit si, au 31 mars 2016, le titulaire du budget utilise le budget d'assistance personnelle pour la combinaison du budget d'assistance personnelle avec le soutien accordé par un FAM selon les modalités visées à l'article 10, § 4, de l'arrêté du 15 décembre 2000, ou sur la base d'un contrat assurant son assistance personnelle conclu avec une structure agréée par l'agence tel que visé à l'article 12, alinéa 1, 2°, de l'arrêté précité, et constate quelle partie du budget d'assistance personnelle est utilisée selon les modalités précitées.