« Schenden de artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek, in die zin geïnterpreteerd dat zij het mogelijk zouden maken dat het orgaan van een rechtspersoon persoonlijk ertoe wordt veroordeeld de schade te herstellen die voortvloeit uit een door dat orgaan begane strafrechtelijke fout terwijl het, rekening houdend met de toenmalige feitelijke elementen waarvan het kennis had, te goeder trouw heeft geloofd dat het geen misdrijf beging, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre, op grond van diezelfde bepalingen, het orgaan van een rechtspersoon niet persoonlijk kan worden veroordeeld tot het herstel van de schade die werd berokkend ten gevol
ge van een niet als strafrechterlijk gekwalificeerde ...[+++], burgerrechtelijke fout die het in die hoedanigheid zou hebben begaan ?« Interprétés en tant qu'ils permettraient la condamnation personnelle de l'organe d'une personne morale à réparer le dommage résultant de la faute pénale commise alors qu'il a cru en toute bonne foi, compte tenu des éléments de fait de l'époque dont il avait connaissance, ne pas commettre une infraction, les articles 1382 et 1383 du Code Civil ne violent-ils pas les articles 10 et 11 de la Constitution en ce que, sur base de ces mêmes dispositions, l'organe d'une personne morale ne peut être condamné personnellement à la réparation du
dommage causé suite à une faute civile, non qualifiée pénalement, qu'il aurait commise en cette qualité
...[+++] ?