Art. 39. De vliegtuigen die gebruikt worden boven landstreken die aangeduid werden als streken waar opsporingen en reddingswerken bijzonder moeilijk zouden zijn worden voorzien van signalisatietoestellen en van een reddingsuitrusting (daarin begrepen de overlevingsuitrusting) die aangepast zijn aan de overvlogen streek.
Art. 39. Les avions utilisés au-dessus de régions terrestres qui ont été désignées comme régions où les recherches et le sauvetage seraient particulièrement difficiles sont dotés de dispositifs de signalisation et d'un équipement de sauvetage (y compris des moyens de subsistance) appropriés à la région survolée.