Vertaling van "submontane schrale maaiweiden " (Nederlands → Frans) :

Submontane schrale maaiweiden, hoofdhabitat van communautair belang van de locatie, zijn op homogene wijze aanwezig op de hele locatie en bedekken een tiental hectare.
Principal habitat d'intérêt communautaire du site, les prés maigres de fauche de montagne sont présents de manière relativement homogène sur tout le site et recouvrent une dizaine d'hectares.

In open milieus strekken weinig bemeste submontane schrale maaiweiden zich uit over grote oppervlaktes naast vochtige maaiweiden met ruwe smelen en vuurvlinders.
Dans les milieux ouverts, les prairies de fauche submontagnardes peu fertilisées occupent encore de belles superficies aux côtés des prairies de fauche humides à canche cespiteuse et bistorte.

De eerste rijkdom in weidekenmerken van deze locatie, die de andere habitats met een communautair belang overheerst, bestaat uit submontane schrale maaiweiden.
Dominant largement les autres habitats d'intérêt communautaire, la première richesse prairiale de ce site consiste en des pairies maigres de fauche montagnardes.

De open milieus overheersen de locatie en worden gekenmerkt door weinig bemeste submontane en montane schrale maaiweiden die zich over grote oppervlaktes uitstrekken naast vochtige maaiweiden met ruwe smelen en vuurvlinders.
Les milieux ouverts dominent dans le site et sont caractérisés par les prairies maigres de fauche submontagnardes et montagnardes peu fertilisées qui occupent encore de belles superficies aux côtés des prairies de fauche humides à canche cespiteuse et bistorte.

Daarnaast herbergen de landbouwvalleien meerdere soorten en habitats : submontane maaiweiden, schrale vochtige weiden, weiden met molinia, ruigten, grauwe klauwieren en klapeksters, bokjes en watersnippen, wespendieven, rode wouwen en blauwe vuurvlinders».
Par ailleurs, les vallées agricoles abritent de nombreuses espèces et habitats : prés de fauche submontagnards, prairies humides maigres, prés à molinia, mégaphorbiaies, pie-grièche grise et écorcheur, bécassine sourde et des marais, bondrée apivore, milan royal et cuivré de la bistorte».