4.2. Bij voertuigen met OBD-systeem mag worden nagegaan of de storingsindicatie enz. tijdens het gebruik goed werkt met betrekking tot de emissieniveaus (bv. de grenzen voor de activering van de storingsindicator zoals gedefinieerd in bijlage XI bij deze verordening) voor de specificatie waarvoor de typegoedkeuring is verleend.
4.2. Pour les véhicules équipés d’un système OBD, on peut vérifier son bon fonctionnement en service, l’indicateur de dysfonctionnement, etc., en relation avec les niveaux d’émissions (par exemple, les limites d’indication de dysfonctionnement définies à l’annexe XI du présent règlement) par rapport aux spécifications applicables pour la réception.