Een personeelslid dat de wettelijk of decretaal verplichte tweede taal onderwijst, moet deze taal minstens beheersen op niveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen voor de vaardigheden op het vlak van lezen en schrijven, en op niveau B2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen voor de vaardigheden op het vlak van luisteren en spreken.
Un membre du personnel qui enseigne la deuxième langue légalement ou décrétalement obligatoire, doit au moins maîtriser cette langue au niveau B1 du Cadre européen commun de Référence pour Langues pour ce qui est des aptitudes lire et écrire, et au niveau B2 du Cadre européen commun de Référence pour Langues pour ce qui est des aptitudes écouter et parler.