Er mag inderdaad niet uit het oog worden verloren dat de taalkeuze waarin een getuige of een verdachte zich wenst uit te drukken (bv. de artikelen 31, 32 en 36, § 1 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken) definitief is zolang er niet expliciet van afgeweken wordt doordat de betrokkene in een zelfde procedure de oorspronkelijke gedane taalkeuze definitief wijzigt.
On ne peut pas perdre de vue, en effet, que le choix de la langue dans laquelle un témoin ou un suspect (p.ex. les articles 31, 32 et 36, § 1 de la loi du 15 juin 1935 sur l'emploi des langues en matières judiciaire) entend s'exprimer est définitif aussi longtemps que, dans une même procédure, il n'y est pas dérogé de façon explicite et définitive par l'intéressé.