« Schendt artikel 57/12, vierde lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, gewijzigd bij de wet van 6 mei 1993, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in de mate dat deze wetsbepaling een verschillende beh
andeling impliceert tussen de kandidaat-vluchtelingen die onmiddellijk moeten verschijnen voor een drieledige kamer, waarvan geen enkel lid zich reeds over het beroep heeft uitgesproken, en de kandidaat-vluchtelingen, die worden opgeroepen om te verschijnen voor een alleenrechtsprekend lid, dat tevoren op zicht van het verzoeksch
rift en zo ...[+++]nder enig tegensprekelijk debat geoordeeld heeft dat het beroep kennelijk ongegrond lijkt ?« L'article 57/12, alinéa 4, de la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers, modifié par la loi du 6 mai 1993, viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution, dans la mesure où cette disposition législative implique une [différence de traitement] entre les candidats réfugiés qui doivent comp
araître directement devant une chambre à trois juges, dont aucun membre n'a encore statué sur le recours, et les candidats réfugiés qui doivent comparaître devant un juge unique qui, sur simple consultation de la requête et en l'absence de tout débat contradictoire, a jugé [aupar
...[+++]avant] que le recours paraît manifestement non fondé ?