Art. 2. Wanneer een vorder
ing wordt ingesteld tegen de gefailleerde natuurlijk persoon, of wanneer overeenkomstig artikel 194 van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935, een vordering wordt ingesteld tegen de personen die overeenkomstig artikel 180 van dezelfde gecoördineerde wetten als vereffenaars van de gefailleerde rechtspersoon worden beschouwd, kan de rechtbank op de activa die op de dag van het te vellen vonnis nog geconsigne
erd zouden zijn ten bate van de gefailleerde, e
...[+++]en inhouding bevelen ten gunste van de eiser, ten belope van wat hem verschuldigd blijft op de dag van de sluiting van het faillissement om ze te bestemmen voor de aflossing van het saldo van zijn schuldvordering.
Art. 2. En cas d'action introduite contre le failli personne physique, ou en cas d'action introduite conformément à l'article 194 des lois sur les sociétés commerciales, coordonnées le 30 novembre 1935, contre les personnes réputées liquidateurs de la personne morale déclarée en faillite en vertu de l'article 180 des mêmes lois coordonnées, le tribunal peut ordonner un prélèvement au bénéfice du demandeur, à concurrence de ce qui lui reste dû au jour de la clôture de la faillite, sur les actifs qui seraient encore consignés au profit du failli au jour du jugement à prononcer, afin de les affecter au remboursement du solde de sa créance.