De Staat zelf kan op grond van artikel 1410, § 4, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wanneer hij ten onrechte prestaties he
eft uitgekeerd, ter compensatie een inhouding verrichten, ten belope van 10 percent in
beginsel, op iedere latere tegemoetkoming die aan de debiteur van het onverschuldigde bedrag of aan zijn rechthebbenden wordt uitgekeerd, terwijl het O.C. M.W., dat in de onderhavige zaak de schuldeiser van de onterechte prestaties is, op grond van artikel 1410, § 4, derde lid, van hetzelfde Wetboe
k de terug ...[+++]vordering daarvan niet kan verkrijgen daar het gaat om latere prestaties die niet door het O.C. M.W. verschuldigd zijn, namelijk tegemoetkomingen aan personen met een handicap.
Lorsqu'il a indûment payé des prestations, l'Etat peut, sur la base de l'article 1410, § 4, alinéa 1, du Code judiciaire, lui-même opérer une retenue compensatoire à concurrence de 10 p.c. en principe, sur chaque prestation ultérieure fournie au débiteur de l'indu ou à ses ayants droit, alors que le C. P.A.S., qui est dans l'espèce en cause le créancier des prestations indues, ne peut, sur la base de l'article 1410, § 4, alinéa 3, du même Code, en obtenir la récupération s'agissant de prestations ultérieures qui ne sont pas dues par le C. P.A.S., à savoir des allocations aux handicapés.