Artikel 22, derde lid, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet, door te bepalen dat, vóór de verschijning van de verdachte voor de raadkamer teneinde het aanhoudingsbevel al dan niet te bevestigen, het onderzoeksdossier gedurende twee dagen te zijner beschikking en ter beschikking van zijn raads
man wordt gehouden, terwijl, bij ontstentenis van bijzondere wetsbepalingen die van toepassing zijn op het openbaar ministerie,
deze partij op elk ogenblik toegang kan hebben ...[+++]tot het onderzoeksdossier met het oog op de voorbereiding van haar vorderingen voor het onderzoeksgerecht.
L'article 22, alinéa 3, de la loi du 20 juillet 1990 sur la détention préventive ne viole pas les articles 10 et 11 de la Constitution, en ce qu'il dispose qu'avant la comparution de l'inculpé devant la chambre du conseil aux fins de confirmation ou non du mandat d'arrêt, le dossier de l'instruction est mis à sa disposition et à celle de son conseil pendant deux jours, alors que, à défaut de dispositions législatives particulières applicables à la partie publique, le ministère public peut avoir à tout moment accès au dossier de l'instruction en vue de la préparation de ses réquisitions devant la juridiction d'instruction.