Nadat de verzoekende partijen de evolutie van de reglementering terzake hebben uiteengezet, preciseren zij dat enkel de terugwerkende kracht van artikel 12 wordt betwist; bovendien verantwoorden zij hun belang aan de hand van de fiscale overlast die de overgang, met terugwerkende kracht wat betreft de in 1998 aangegane weddenschappen, van een tarief van 6 pct. naar een tarief dat schommelt van 10 tot 11 pct. voor hen betekent.
Après avoir exposé l'évolution de la réglementation en la matière, les parties requérantes précisent que seul l'effet rétroactif de l'article 12 est contesté; par ailleurs, elles justifient leur intérêt par la surcharge fiscale que représente pour elle le passage, rétroactif en ce qui concerne les paris reçus en 1998, d'un taux de 6 p.c. à un taux variant de 10 à 11 p.c.