Terwijl de wetgever de onder voorlopig bewind geplaatste persoon die slechts met tussenpozen door krankzinnigheid is getroffen, niet met een volledige onbekwaamheid om te testeren heeft willen treffen, heeft het feit dat hij van de overlegging van een geneeskundige verklaring de voorwaarde maakt voor de ontvankelijkheid van de aanvraag tot machtiging om te testeren, in werkelijkheid tot gevolg de persoon dat recht te ontzeggen wanneer hij die verklaring niet overlegt.
Alors que le législateur n'a pas voulu frapper d'une incapacité totale de tester la personne mise sous administration provisoire qui n'est atteinte de démence que de manière intermittente, le fait qu'il fasse de la production d'un certificat médical la condition de recevabilité de la demande en autorisation de tester a en réalité pour conséquence de priver la personne de ce droit, lorsqu'elle ne produit pas ce certificat.