2. Wanneer de ene betrokkene afhankelijk is van de hulp van de andere wegens een zwangerschap, een pasgeboren kind, een ernstige ziekte, een zware handicap of hoge leeftijd, zorgen de lidstaten er normaliter voor dat de asielzoeker kan blijven bij of wordt herenigd met een familielid dat zich op het grondgebied van een van de lidstaten bevindt, op voorwaarde dat er in het land van herkomst familiebanden bestonden.
2. Lorsque la personne concernée est dépendante de l'assistance de l'autre du fait d'une grossesse ou d'un enfant nouveau-né, d'une maladie grave, d'un handicap grave ou de la vieillesse, les États membres laissent normalement ensemble ou rapprochent le demandeur d'asile et un autre membre de sa famille présent sur le territoire de l'un des États membres, à condition que les liens familiaux aient existé dans le pays d'origine.