Na te hebben vastgesteld dat geen van die beide bepalingen in het thans voorliggende geval als wettelijke basis kan dienen voor die beide vorderingen, aangezien de familierechtbank niet bevoegd is om te oordelen over conflicten die te maken hebben met de slechte verstandhouding tussen feitelijk samenwonenden, stelt de verwijzende rechter aan het Hof een vraag over de bestaanbaarheid van artikel 1253ter/5, derde lid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
Après avoir constaté qu'aucune de ces deux dispositions ne peut en l'occurrence servir de fondement légal à ces deux demandes, le tribunal de la famille n'étant pas compétent pour juger des conflits liés à la mésentente entre cohabitants de fait, le juge a quo interroge la Cour sur la compatibilité de l'article 1253ter/5, alinéa 3, avec les articles 10 et 11 de la Constitution.