a) fytotherapeutische producten (bijvoorbeeld plantenextracten (behalve antibiotica), essences, enz.), homeopathische producten (bijvoorbeeld plantaardige, dierlijke of minerale stoffen) en spoorelementen en producten die in bijlage II, punt C.3, zijn opgenomen, genieten de voorkeur boven chemisch gesynthetiseerde, allopathische geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik of antibiotica, mits hun therapeutisch effect voor de betreffende diersoort en de aandoening waarvan de behandeling wordt beoogd, doeltreffend is;
a) les produits phytothérapiques (notamment extraits de plantes - sauf antibiotiques - et essences de plantes, etc.), les produits homéopathiques (par exemple substances végétales, animales ou minérales) ainsi que les oligo-éléments et les substances énumérées à la section C.3 de l'annexe II doivent être utilisés de préférence aux médicaments vétérinaires allopathiques chimiques de synthèse ou aux antibiotiques à condition qu'ils aient un effet thérapeutique réel sur l'espèce animale concernée, et aux fins spécifiques du traitement;