Art. 36. In toepassing van artikel 11 van de wet van 7 januari 1958 met betrekking tot de fondsen voor bestaanszekerheid, onverminderd de eventuele strafrechtelijke vervolgingen, kan uitgesloten worden van
het voordeel van de toelagen uitgekeerd door het fonds
, voor een duur die niet langer mag zijn dan dertien weken, of zesentwintig in geval van recidive, diegene die het voordeel van de hogergenoemde toelagen verkregen of proberen te verkrijgen heeft, hetzij door een onjuiste, onvolledige of laattijdige aangifte
...[+++], hetzij door het nalaten om een aangifte te doen, zoals vereist, hetzij door het voorleggen van een onjuist of vervalst document.
Art. 36. En application de l'article 11 de la loi du 7 janvier 1958 concernant les fonds de sécurité d'existence, sans préjudice des poursuites pénales éventuelles, peut être exclu du bénéfice des prestations octroyées par le fonds, pour une durée qui ne peut excéder treize semaines, ou vingt-six en cas de récidive, quiconque aura obtenu ou tenté d'obtenir indûment le bénéfice desdites prestations, soit par une déclaration inexacte, incomplète ou tardive, soit en omettant de faire une déclaration à laquelle il est tenu, soit en produisant un document inexact ou falsifié.