3. In welke mate is de toenemende concurrentiestrijd tussen de diverse luchtvaartmaatschappijen en de daaruit voortvloeiende druk op de prijzen mede verantwoordelijk voor « besparingen » op de onderhoudskosten van de vliegtuigen en het daaruit voortvloeiend multiplicatoreffect van technische mankementen ?
3. Dans quelle mesure l'accentuation de la concurrence entre les diverses compagnies aériennes et la pression sur les prix qui en découle porte-t-elle une part de responsabilité dans les « économies » sur les frais d'entretien des avions et dans l'effet multiplicateur qui en résulte des défaillances techniques ?
