a) te erkennen dat de ACS-staten, en met name kleine eilanden en laaggelegen ACS-staten, kwetsbaar zijn voor klimaatgerelateerde verschijnselen zoals kusterosie, cyclonen, overstromingen en door milieuomstandigheden veroorzaakte bevolkingsverplaatsingen, en dat in het bijzonder de minst ontwikkelde en niet aan zee grenzende ACS-staten kwetsbaar zijn voor toenemende overstromingen, droogte, ontbossing en woestijnvorming.
a) reconnaît la vulnérabilité des États ACP et, en particulier, des petits États ACP insulaires et de faible altitude aux phénomènes climatiques tels que l'érosion côtière, les cyclones et les inondations et aux déplacements de populations liés à l'environnement ainsi que l'aggravation du problème des inondations, de la sécheresse, de la déforestation et de la désertification qui touchent en particulier les États ACP les moins avancés et enclavés.