Hij strekt ertoe de concurrentie te handhaven bij de uitoefening van een fundamentele vrijheid die enkel aan de privé-sector kan toekomen, aangezien de wetgever wenste « dat de openbare dienst niet de doodsteek toebrengt aan een sector die - en daarover is iedereen het eens - alleen met de inbreng van de handelsreclame het hoofd boven water kan houden », aangezien de andere « steunmechanismen [.] niet toereikend blijken om de zwaksten in leven te houden » (Parl. St., Kamer, 1984-1985, 1222, nr. 19, p. 44).
Elle vise à maintenir le jeu concurrentiel dans l'exercice d'une liberté fondamentale qui ne peut relever que du secteur privé, le législateur souhaitant « que le service public soit soucieux de ne pas saborder un secteur dont on s'accorde sur le fait qu'il ne peut vivre que grâce à l'apport de la publicité commerciale », les autres « mécanismes d'aides ne suffisant pas à maintenir les plus faibles en vie » (Doc. parl., Chambre, 1984-1985, 1222, n° 19, p. 44).