Aan het Hof wordt gevraagd of de in het geding zijnde bepalingen bestaanbaar zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, in zoverre zij, in de door de verwijzende rechter eraan gegeven interpretatie, een categorie van rechtzoekenden een rechter ontzeggen « die over een toereikende saisine beschikt » om een controle uit te oefenen op de administratieve beslissingen die op hen betrekking hebben.
La Cour est interrogée sur la compatibilité, avec les articles 10 et 11 de la Constitution combinés ou non avec les articles 6 de la Convention européenne des droits de l'homme et avec l'article 14 du Pacte international relatif aux droits civils et politiques, des dispositions en cause, en ce que, dans l'interprétation qui leur est donnée par le juge a quo, elles privent une catégorie de justiciables d'un juge « disposant d'une saisine suffisante » pour exercer un contrôle sur les décisions administratives qui les concernent.