« Schenden de artikelen 28, § 3, tweede lid, van de wet van 28 december 1992 [houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen],
dat geldt voor het aanslagjaar 1991, en 244, 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, dat geldt voor het aanslagjaar 1992, het gelijkheidsbeginsel vastgelegd in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in de uitlegging dat voor de aanslagjaren 1991 en 1992 de rijksinwoner
s een bonificatie genieten voor de voorafbetalingen, in toepassing van de artikelen 93bis WIB/64 (aanslagjaar 1991) en 175 tot 1
...[+++]77 WIB/92 (aanslagjaar 1992), daar waar de niet-rijksinwoners, zonder tehuis in België waarvan de in België belastbare beroepsinkomsten minder bedragen dan 75 pct. van het geheel van hun binnenlandse en buitenlandse beroepsinkomsten, niet genieten van deze bonificatie terwijl voor de Belgische Staat het voordeel hetzelfde is omdat in de beide gevallen in dezelfde mate vooraf betaald wordt ?« L'article 28, § 3, alinéa 2, de la loi du 28 décembre 1992 [portant des dispositions fiscales, financières et diverses], applicable pour l'exercice d'imposition 1991, et l'article 244, 2, du Code des impôts sur les revenus 1992, applicable pour l'exercice d'imposition 1992, violent-ils le principe d'égalité contenu aux articles 10 et 11 de la Constitution dans l'interprétation selon laquelle, pour les exercices d'imposition 1991 et 1992, les habitants du Royaume bénéficient d'une bonification pour les versements anticipés, en application des articles 93bis du CIR/64 (exercice d'imposition 1991) et 175 à 177 du CIR/92 (exercice d'imposition 1992), cependant que les non-résidents sans foyer d'habitation en Belgique dont les revenus professi
...[+++]onnels imposables en Belgique représentent moins de 75 p.c. du total de leurs revenus professionnels de sources belge et étrangère ne bénéficient pas de cette bonification, alors que l'avantage est le même pour l'Etat belge puisque, dans les deux cas, des versements anticipés sont effectués dans la même mesure ?