De Raad van State stelt evenwel duidelijk in zijn adviezen van 11 maart 1998 en 25 april 2000 het volgende : « Hoewel bij artikel 142 van de Grondwet niet gewerkt wordt met enig onderscheid tussen de verschillende wetgevende normen die in de een of andere vorm voor het Arbitragehof kunnen worden gebracht, belet niets de bijzondere wetgever om met objectieve en redelijke motieven rekening te houden en inzonderheid op het stuk van de procedure aparte regels te geven voor de indiening of het onderzoek van de beroepen ».
Mais, comme l'a relevé avec pertinence le Conseil d'État dans ses avis des 11 mars 1998 et 25 avril 2000, « s'il est vrai que l'article 142 de la Constitution n'entreprend pas d'établir des distinctions entre les différents types de lois qui peuvent être déférées sous une forme ou sous une autre à la Cour d'arbitrage, rien n'empêche le législateur spécial de tenir compte de justifications objectives et raisonnables et d'établir notamment sur le plan de la procédure des règles distinctes pour l'introduction ou l'examen des recours ».