In de twee prejudiciële vragen wordt het Hof verzocht de in het geding zijnde bepaling te toetsen in zoverre het openbaar ministerie de bevoegdheid heeft om, onder de rechtsonderhorigen die in voorkomend geval hun bereidheid te kennen hebben gegeven de aan een ander veroorzaakte schade te vergoeden en tegen wie de strafvordering is ingesteld, vrij diegenen te kiezen met wie het een minnelijke schikking wenst te treffen, zonder daarover enige motivering te moeten geven en zonder dat op die beslissing en op de eventueel tot stand gekomen minnelijke schikking een voldoende, daadwerkelijke en concrete rechterlijke controle mogelijk is.
Les deux questions préjudicielles invitent la Cour à contrôler la disposition en cause en ce que le ministère public a le pouvoir de choisir librement, parmi les justiciables qui ont manifesté, le cas échéant, leur volonté de réparer le dommage causé à autrui et contre qui l'action publique a été intentée, ceux avec lesquels il veut conclure une transaction, sans être tenu de fournir une motivation à cet égard et sans que cette décision et l'éventuelle transaction conclue puissent faire l'objet d'un contrôle juridictionnel suffisant, effectif et concret.