Bij de behandeling van een verzoek betreffende de levenspartner met wie de gezinshereniger niet is gehuwd, houden de lidstaten, als bewijs van het bestaan van een duurzame relatie, rekening met factoren als een gezamenlijk kind, samenwoning in het verleden, registratie van het partnerschap of andere betrouwbare bewijsmiddelen.
Lors de l'examen d'une demande concernant le partenaire non marié du regroupant, les États membres tiennent compte, afin d'établir l'existence d'une relation durable , d'éléments tels qu'un enfant commun, une cohabitation préalable, l'enregistrement du partenariat ou tout autre moyen de preuve fiable.