De grief die door de verzoeker wordt afgeleid uit een ver
gelijking tussen de plaatsvervangende rechters die vóór 1 oktober 1993 zijn benoemd en op wie de betwiste termijn van zeven jaar van toepassing is, en d
e plaatsvervangende raadsheren, voor wie in geen enkele termijn is voorzien, faalt in rechte want de plaatsverva
ngende raadsheren genieten niet, in tegenstelling met wat de verzoeker denkt, het vermoeden geslaagd te zijn voor
...[+++]het examen inzake beroepsbekwaamheid; hun benoeming in een ambt van werkend magistraat is derhalve afhankelijk van het slagen voor dat examen en het genot van dat geslaagd zijn is beperkt tot zeven jaar.
Le grief que le requérant tire d'une comparaison entre les juges suppléants nommés avant le 1 octobre 1993, auxquels s'applique le délai de sept ans critiqué, et les conseillers suppléants, pour lesquels aucun délai n'a été prévu, manque en droit car les conseillers suppléants ne bénéficient pas, contrairement à ce que pense le requérant, de la présomption de réussite de l'examen d'aptitude professionnelle; leur nomination à une fonction de magistrat effectif est dès lors subordonnée à la réussite de celui-ci et le bénéfice de cette réussite est limité à sept ans.