1. De lidstaten kunnen bepalingen betreffende de verwerving van aanvullende pensioenrechten van werknemers, het behoud van aanvullende pensioenrechten van vertrekkende werknemers en het recht op informatie van actieve deelnemers en begunstigden met uitgestelde rechten invoeren of handhaven die voor de betrokkenen gunstiger zijn dan de bepalingen in deze richtlijn.
1. Les États membres peuvent adopter ou maintenir des dispositions relatives à l'acquisition des droits à pension complémentaire des travailleurs, à la préservation des droits à pension complémentaire des travailleurs sortants et au droit à l'information des affiliés actifs et des bénéficiaires différés qui sont plus favorables que les dispositions prévues dans la présente directive.