1. Indien een nationale regelgevende instantie na de overeenkomstig artikel 16, lid 3, uitgevoerde marktanalyse vaststelt dat op de markt voor de aanbieding van een gedeelte van of het gehele minimumpakket van huurlijnen geen sprake is van daadwerkelijke mededinging, gaat zij overeenkomstig artikel 14 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) na welke ondernemingen op haar gehele grondgebied of een gedeelte daarvan aanmerkelijke marktmacht hebben bij het aanbieden van de betrokken specifieke elementen van het minimumpakket van huurlijndiensten.
1. Lorsque, à la suite de l'analyse du marché effectuée conformément l'article 16, paragraphe 3, une autorité réglementaire nationale constate que le marché pour la fourniture de l'ensemble minimal de lignes louées ou d'une partie de celui-ci n'est pas en situation de concurrence réelle, elle détermine les entreprises puissantes pour ce qui est de la fourniture des éléments spécifiques de l'ensemble minimal de lignes louées sur tout son territoire ou une partie de celui-ci, conformément à l'article 14 de la directive 2002/21/CE (directive "cadre").