3. betreurt met name de zwakke bewoordingen van de resolutie van de UNHRC over Darfoer, alsmede het besluit in het kader van de vertrouwelijke procedure om klachten over schendingen van de mensenrechten door Iran en Oezbekistan niet langer te behandelen volgens de 1503-procedure; merkt op dat de vertrouwelijkheid van de 1503-procedure niet heeft geleid tot de verwachte resultaten ten aanzien van betere samenwerking van de zijde van de betrokken autoriteiten; verzoekt om de invoering van transparantere procedures;
3. regrette en particulier la faiblesse de la résolution du CDH sur le Darfour ainsi que la décision, prise dans le cadre de la procédure confidentielle, d'interrompre l'examen de plaintes relatives à des violations des droits de l'homme par l'Iran et l'Ouzbékistan selon la procédure "1503"; observe que la confidentialité prévue par la procédure "1503" n'a pas donné les résultats attendus en termes de meilleure coopération des autorités concernées; demande l'instauration de procédures plus transparentes;