overwegende dat in artikel 20 VEU wordt bepaald dat lidstaten in het kader van de niet-exclusieve bevoegdheden van de Unie onderling een nauwere samenwerking kunnen aangaan, mits ten minste negen lidstaten aan de nauwere samenwerking deelnemen, en dat zij daarbij gebruik kunnen maken van de instellingen van de Unie en die bevoegdheden op een wettelijk consistente wijze kunnen uitoefenen op grond van de ter zake geldende bepalingen van de Verdragen, binnen de grenzen van en overeenkomstig het bepaalde in dat artikel en in de artikelen 326 tot en met 334 VWEU,
considérant que, en vertu de l'article 20 du traité sur l'Union européenne, neuf États membres au minimum peuvent instaurer entre eux une coopération renforcée dans le cadre des compétences non exclusives de l'Union, recourir aux institutions de celle-ci et exercer ces compétences en appliquant les dispositions appropriées des traités de manière juridiquement cohérente, dans les limites et selon les modalités prévues audit article, ainsi qu'aux articles 326 à 334 du traité sur le fonctionnement de l'Union européenne,