De lidstaten kunnen ook van andere bij het Gemeenschapsrecht toegestane financieringswijzen gebruikmaken en bijvoorbeeld, waar en indien nodig, besluiten dat de winsten uit andere activiteiten van de aanbieders van de universele dienst welke buiten de werkingssfeer van de universele dienst vallen, geheel of ten dele voor de financiering van de nettokosten van de universele dienst mogen worden aangewend, in zoverre dit in overeenstemming is met het Verdrag.
Les États membres peuvent recourir à d’autres moyens de financement autorisés par le droit communautaire, pour autant qu’ils soient compatibles avec le traité; les États membres peuvent par exemple décider, au besoin, que la marge bénéficiaire que les prestataires du service universel retirent d’activités ne relevant pas du service universel doit être affectée en tout ou en partie au financement du coût net du service universel.