De in het geding zijnde bepaling stelt aldus, ten aanzien van de mogelijkheid om de naam van de biologische vader te dragen, een verschil in behandeling in tussen de minderjarige kinderen en de meerderjarige kinderen wier afstamming van vaderszijde is komen vast te staan na de afstamming van moederszijde, en zulks na met succes terzelfder tijd een vordering te hebben ingesteld tot betwisting van het vermoedelijke vaderschap en tot onderzoek naar het vaderschap.
La disposition en cause établit ainsi, en ce qui concerne la possibilité de porter le nom du père biologique, une différence de traitement entre les enfants mineurs et les enfants majeurs dont la filiation paternelle a été établie après la filiation maternelle, et ce après avoir agi avec fruit, simultanément, en contestation de la paternité présumée et en recherche de paternité.