§ 1. De premie vastgesteld in artikel 3, § 4, en artikel 4, § 4, voor de weiden wordt alleen toegekend indien het bedrijf gedurende de verbintenisperiode, te allen tijde, een veebezetting heeft die minstens 0,6 grootvee-eenheid (GVE) per ha weiden bedraagt.
§ 1. La prime fixée à l'article 3, § 4, et à l'article 4, § 4, pour les prairies n'est octroyée que si l'exploitation, pendant la période de l'engagement, à tout moment, a une charge de bétail d'au moins 0,6 unité de gros bétail (UGB) par ha de prairie.