Bij een arrest van 27 februari 2006 (S.05.0033.F), heeft het Hof van Cassatie de onwettigheid vastgesteld van het koninklijk besluit van 13 januari 1983 « tot uitvoering van artikel 66 van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970 », omdat de in de aanhef van dat besluit vermelde overweging - waarbij de dringende noodzakelijkheid w
ordt aangetoond die verantwoordt waarom niet om voorafgaand advies van de afdeling wetgeving va
n de Raad van State wordt verzocht - niet vol ...[+++]deed aan de wettelijke vereiste van de bijzondere motivering van de dringende noodzakelijkheid, uitgedrukt in artikel 3, § 1, van de op 12 februari 1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State.En effet, par un arrêt du 27 février 2006 (S.05.0033.F), la Cour de cassation a constaté l'illégalité de l'arrêté royal du 13 janvier 1983 « pris en exécution de l'article 66 des lois relatives à la réparation des dommages résultant des maladies professionnelles, coordonnées le 3 juin 1970 », au motif que la considération exprimée dans le préambul
e de cet arrêté afin d'établir l'urgence justifiant l'absence de demande d'avis préalable de la section de législation du Conseil d'Etat ne satisfaisait pas à l'exigence légale de motivation spéciale de l'urgence, exprimée par l'article 3, § 1, des lois sur le Conseil d'Etat, coordonnées le 12 j
...[+++]anvier 1973.