Behoudens voor de in artikel 40, § 4, eerste lid, 1°, bedoelde burger van de Unie en zijn familieleden, kan er door de minister of zijn gemachtigde een einde gesteld worden aan het verblijfsrecht van de burger van de Unie, dat hem erkend werd op grond van artikel 40, § 3, en aan het verblijfsrecht van zijn familieleden, dat hun erkend werd op grond van artikel 40bis, § 3, indien de familieleden van de burger van de Unie een onredelijke belasting vormen voor het sociale bijstandsstelsel van het Rijk». .
Sauf en ce qui concerne le citoyen de l'Union visé à l'article 40, § 4, alinéa 1, 1° et les membres de sa famille, le ministre ou son délégué peut mettre fin au droit de séjour du citoyen de l'Union qui lui est reconnu sur la base de l'article 40, § 3, et au droit de séjour des membres de sa famille qui leur est reconnu sur la base de l'article 40bis, § 3, lorsque ceux-ci constituent une charge déraisonnable pour le système d'aide sociale du Royaume».