Uit de parlementaire voorbereiding van die wet kan worden afgeleid dat de wetgever een principieel verbod heeft willen invoeren op het integraal reproduceren van werken, omdat zulk een reproduceren « een rechtstreekse weerslag [heeft] op het aantal verkochte beschermde werken, dat zakt in verhouding tot het aantal gemaakte reprodukties » (Parl. St., Senaat, B.Z. 1991-1992, nr. 145-1, p. 12).
Il peut être déduit des travaux préparatoires de cette loi que le législateur a voulu instaurer une interdiction de principe pour la reproduction intégrale d'oeuvres, parce qu'une telle reproduction a « une incidence directe sur le pourcentage de vente des oeuvres protégées, qui diminue proportionnellement au nombre de reproductions réalisées » (Doc. parl., Sénat, S.E. 1991-1992, n° 145-1, p. 12).