Daarentegen stond niets eraan in de weg dat de wetgever de nieuwe bepalingen gepaard had laten gaan met maatregelen die ervoor zorgen dat de feitelijk gescheiden echtgenoot op wiens goederen de op naam van de andere echtgenoot gevestigde aanslag wordt ingevorderd, in de gevallen waarin die invordering na 27 maart 1999 het voorwerp uitmaakt van betwisting in rechte, zijn recht van bezwaar en van het ter kennis brengen van overbelastingen kan uitoefenen, ook wanneer de aan de uitoefening van die rechten verbonden termijnen moeten worden beschouwd te zijn verstreken vóór 27 maart 1999.
Par contre, rien ne s'opposait à ce que le législateur assortît les nouvelles dispositions de mesures qui permettent au conjoint séparé de fait sur les biens duquel l'imposition établie au nom de l'autre conjoint est mise en recouvrement, dans les cas où ce recouvrement fait l'objet d'une contestation en justice après le 27 mars 1999, d'exercer son droit de réclamation et de signaler des surtaxes, même lorsque les délais liés à l'exercice de ces droits doivent être considérés comme ayant expiré avant le 27 mars 1999.