1° de voor allogeen gebruik weggenomen weefsels afkomstig zijn van donoren van wie de anamnese gekend is en die klinische, biologische, microbiologische en immunologische onderzoeken hebben ondergaan, die de nodige gegevens opleveren waaruit blijkt dat de donoren niet verdacht worden drager te zijn van enige al dan niet overdraagbare ziekte, die een contra-indicatie voor de receptoren zou kunnen vormen.
1° les tissus prélevés pour un usage allogénique proviennent de donneurs dont l'anamnèse est connue et qui ont subi les examens cliniques, biologiques, microbiologiques et immunologiques qui apportent les données nécessaires pour établir que les donneurs ne sont suspects d'aucune maladie, transmissible ou non, susceptible de constituer une contre-indication pour les receveurs.