Het Agentschap moet werken in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, waardoor een passende graad van coördinatie wordt gegarandeerd tussen de lidstaten aangaande kwesties betreffende netwerk- en informatiebeveiliging en waardoor de effectiviteit van het nationale beleid wordt verbeterd, en aldus toegevoegde waarde voor de lidstaten wordt geleverd, en het evenredigheidsbeginsel, dat wil zeggen dat niet verder wordt gegaan dan wat noodzakelijk is om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken.
L’Agence devrait fonctionner conformément au principe de subsidiarité, en garantissant un degré adéquat de coordination entre les États membres sur les questions de sécurité des réseaux et de l’information, en améliorant l’efficacité des politiques nationales et en leur donnant donc une valeur ajoutée, et conformément au principe de proportionnalité, en n’excédant pas ce qui est nécessaire pour atteindre les objectifs fixés dans le présent règlement.