Artikel 19, eerste lid van het Verdrag stelt dat de Verdragsluitende Partijen dienen te voorzien in « adequate en doeltreffende rechtsmiddelen tegen een ieder die zich willens en wetens aan een van de volgende handelingen schuldig maakt, in de wetenschap dat, of die met betrekking tot civielrechtelijke sancties redelijkerwijs kan vermoeden, dat deze handeling inbreuk op een in dit Verdrag voorzien recht tot gevolg zal hebben, mogelijk maken, vergemakkelijken of verhullen :
L'article 19, alinéa 1 du Traité oblige les Parties contractantes à « prévoir des sanctions juridiques appropriées et efficaces contre toute personne qui accomplit l'un des actes suivants en sachant, ou, pour ce qui relève des sanctions civiles, en ayant des raisons valables de penser que cet acte va entraîner, permettre, faciliter ou dissimuler une atteinte à un droit prévu par le présent traité: