3. De lidstaten zien erop toe dat de vergunningverlenende autoriteit alleen een vergunning verleent indien zij van oordeel is dat de aanvrager het bewijs heeft geleverd dat er voldoende voorzorgsmaatregelen zijn of zullen zijn op basis van door de lidstaten te treffen regelingen om alle eventueel uit de offshore olie- en gasactiviteiten van de aanvrager voortvloeiende aansprakelijkheden te dragen.
3. Les États membres veillent à ce que l’autorité qui délivre les autorisations n’octroie une autorisation que s’il est établi par le demandeur que des dispositions adéquates ont été ou seront prises par celui-ci, sur la base d’arrangements à définir par les États membres, afin de couvrir les responsabilités qui pourraient découler des opérations pétrolières et gazières en mer du demandeur.