De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 3 januari 2002 door de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken verzocht hem van advies te dienen over een voorontwerp van wet « houdende instemming met het Europees Verdrag betreffende de niet-toepasselijkheid van verjaring terzake van misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven, gedaan te Straatsburg op 25 januari 1974 », heeft op 3 juli 2002 het volgende advies gegeven :
Le Conseil d'État, section de législation, deuxième chambre, saisi par le vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, le 3 janvier 2002, d'une demande d'avis sur un avant-projet de loi « portant assentiment à la Convention européenne sur l'imprescriptibilité des crimes contre l'humanité et des crimes de guerre, faite à Strasbourg le 25 janvier 1974 », a donné le 3 juillet 2002 l'avis suivant :