« Schenden de artikelen 1, eerste lid, a en b, van de wet van 6 februari
1970 betreffende de verjaring van schuldvorderingen ten laste of ten voordele van de Staat en de provinciën, en 100, eerste lid, 1° en 2°, van de bij koninklijk besluit van 17 juli 1991 gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre krachtens die bepalingen : a) een aansprakelijkheidsvordering tegen de Staat verjaart na verloop van vijf jaar en niet, volgens het gemeen re
cht, na verloop van dertig jaar, b) het de taa ...[+++]k van de schuldenaar is een dergelijke schuldvordering al dan niet te ordonnanceren, wat gevolgen heeft op de verjaring ervan ?
« Les dispositions de l'article 1, alinéa 1, a et b, de la loi du 6 février 1970 relative à la prescription des créances à charge ou au profit de l'Etat et des provinces et de l'article 100, alinéa 1, 1° et 2°, des lois, coordonnées par l'arrêté royal du 17 juillet 1991, sur la comptabilité de l'Etat violent-elles les articles 10 et 11 de la Constitution en ce que, en vertu de ces dispositions : a) une action en responsabilité contre l'Etat se prescrit par cinq ans et non par trente ans selon le droit commun, b) il appartient au débiteur d'ordonnancer ou non pareille créance, avec effet sur la prescription de celle-ci ?