De omstandigheid dat uit het feitenrelaas niet zou blijken dat er enige verbeurd te verklaren goederen zouden zijn, dat de beklaagden goederen delictueel zouden hebben gebruikt die aan de burgerlijke partij toebehoren of dat een schriftelijke vordering van het openbaar ministerie voorhanden zou zijn, doet geen afbreuk aan de relevantie van de prejudiciële vragen.
La circonstance que la relation des faits ne ferait pas apparaître qu'il y aurait des choses à confisquer, que les prévenus auraient fait un usage délictuel de choses appartenant à la partie civile ou qu'existerait une réquisition écrite du ministère public ne porte pas atteinte à la pertinence des questions préjudicielles.