In zijn erkenningsbeslissing kan de Minister van Werk de minimumleeftijd voor het brugpensioen, bedoeld in artikel 2, verlagen zonder evenwel lager te mogen zijn dan 50 jaar, voor zover de opzeggingstermijn of de door de opzeggingsvergoeding gedekte periode van de ontslagen werknemer bedoeld in dit hoofdstuk, verstrijkt gedurende de periode tijdens dewelke zowel de collectieve arbeidsovereenkomst of het collectief akkoord die in een aanvullende vergoeding voorziet, als de erkenning bedoeld in § 1 van toepassing zijn en op voorwaarde dat deze afwijking op de leeftijd voorzien wordt :
Dans sa décision de reconnaissance, le Ministre de l'Emploi peut abaisser l'âge minimum pour la prépension, visé à l'article 2, sans jamais pouvoir être inférieur à 50 ans, pour autant que le préavis ou la période couverte par l'indemnité de congé des travailleurs licenciés visés par le présent chapitre prenne fin pendant la période au cours de laquelle la convention collective de travail ou l'accord collectif prévoyant l'indemnité complémentaire ainsi que la reconnaissance visée au § 1 sont applicables et à condition que cette dérogation à l'âge soit prévue :