Vertaling van "verlaten vochtige weiden " (Nederlands → Frans) :

Ze komen vaak in contact met andere vochtige milieus met een hoge patrimoniale waarde als zuurminnende laagvenen, verlaten vochtige weiden, veldrussen, weiden met ruwe smelen en vuurvlinders.
Elles sont souvent en contact avec d'autres milieux humides de grande valeur patrimoniale comme les bas-marais acides, les prairies humides abandonnées, les prés à joncs à tépales aigus ou les prairies à canches cespiteuses et bistortes.

De open milieus herbergen grote complexen van vochtige gebieden met een hoge patrimoniale waarde : laagvenen, verlaten vochtige weiden, veldrussen, weiden met ruwe smelen en vuurvlinders.
Les milieux ouverts abritent d'importants complexes de zones humides présentant une grande valeur patrimoniale : bas marais, prairies humides abandonnées, prés à joncs à tépales aigus, prairies à canches cespiteuses et bistortes.

De acutiflore biesbossen, de vochtige weiden en andere verlaten of niet weidemilieus bijdragen ertoe de biologische waarde van de locatie te verhogen door zeldzame of beschermde soorten zoals Dactylorhiza maculata of habitats van soorten met een gemeenschappelijk belang te herbergen.
Les jonchaies acutiflores, les prairies humides et autres milieux prairiaux abandonnés ou non contribuent à hausser la qualité biologique du site en accueillant des espèces rares ou protégées telles que Dactylorhiza maculata ou des habitats d'espèces d'intérêt communautaire.

Volgens Jacob et al (2010 2010 Atlas des oiseaux nicheurs de Wallonie 2001-2007. Publicatie van Aves en DEMNA. Serie " Faune-Flore-Habitats" , nr. 5, Gembloux, 525 p.) is de kwartelkoning vooral te vinden op meestal vochtige maaiweiden (62 tot 85 % van de habitats in 1998), graan- of erwtenakkers (26,2% in 1998) en andere meer marginale milieus zoals megaphorbiaie, braaklanden, gerooide bossen, weiden beplant met jonge naaldbomen, extensieve weiden en verlaten weilanden.
D'après Jacob et al (2010 Atlas des oiseaux nicheurs de Wallonie 2001-2007. Publication d'Aves et du DEMNA. Série " Faune-Flore-Habitats" , n° 5, Gembloux, 525 p.) le râle des genêts " fréquente surtout les prés de fauche généralement humides (62 à 85 % des habitats en 1998), les cultures de céréales ou de pois (26.2 % en 1998) et d'autres milieux plus marginaux tels que mégaphorbiaies, jachères, coupes forestières, prairies plantées de jeunes épicéas, pâtures extensives et prés abandonnés" .