Bij zijn arrest van 27 maart 2015 oordeelde het Hof van Cassatie dat uit de tekst van artikel 84ter van
het WBTW, de opname ervan in hoofdstuk XIV « Vervolgingen en gedingen, rechten en voorrechten van de sc
hatkist » en uit de afwezigheid van het juridisch begrip « onderzoekstermijn » in de btw-regelgeving, volgt dat de administratie de
kennisgeving van de vermoedens van belastingontduiking slechts dient te verrichten voorafgaandel
...[+++]ijk aan de vordering van de belasting in de verlengde verjaringstermijn (Cass., 27 maart 2015, F.12.0029.N).
Par son arrêt du 27 mars 2015, la Cour de cassation a jugé qu'il suit du texte de l'article 84ter du Code de la TVA, de l'insertion de cette disposition dans le chapitre XIV « Poursuites et instances. Sûretés données au Trésor » et de l'absence de la notion juridique de « délai d'instruction » dans la réglementation de la TVA, que l'administration ne doit notifier les indices de fraude fiscale que préalablement à l'action en recouvrement de la taxe, au cours du délai de prescription prolongé (Cass., 27 mars 2015, F.12.0029.N).