A. overwegende dat Asia Bibi, een christelijke vrouw uit Punjab, in 2009 werd gearresteerd en in 2010 ter do
od werd veroordeeld wegens godslastering op grond van afdeling 295-C van het Pakistaanse Wetboek van Strafrecht; overwegende dat het hooggerechtshof van Lahore het door Asia Bibi aangetekende beroep op 16 oktober 2014 heeft verworpen en de veroordeling heeft gehandhaafd; overwegende dat de beklaagde op 24 november 2014 beroep heeft aangetekend bij de Hoge Raad, een procedure die jaren kan duren; overwegende dat de president van Pakistan het vonnis van het hooggerechtshof van Lahore nog door middel van presi
dentiële g ...[+++]ratie kan vernietigen en Asia Bibi amnestie kan verlenen;
A. considérant qu'Asia Bibi, une chrétienne originaire de la province du Pendjab, a été arrêtée en 2009 et condamnée à mort en 2010 pour blasphème en vertu de la section 295-C du Code pénal pakistanais; que la Haute Cour de Lahore a, le 16 octobre 2014, rejeté l'appel d'Asia Bibi et confirmé le verdict; que la partie défenderesse a introduit un recours auprès de la Cour suprême le 24 novembre 2014, une procédure qui peut prendre des années; que le président du Pakistan peut encore, usant de son droit de grâce, faire annuler la décision de la Haute Cour de Lahore et accorder l'amnistie à Asia Bibi;