Het resultaat daarvan in de praktijk is dat de aangelegde internet-backbone-infrastructuur tussen elk van de lidstaten en de Verenigde Staten een bandbreedte (capaciteit) heeft die verschillende malen groter is dan die van de verbindingen tussen de lidstaten onderling.
Concrètement, il s'ensuit que la capacité installée de l'infrastructure permanente à haut débit (backbone) Internet entre chaque État membre et les États-Unis dispose d'une bande passante plusieurs fois supérieure (en capacité) aux connexions entre les États membres.